Oorlogsherinneringen van Johan Alink…

Naar aanleiding van de oorlogsdocumentaire in Nieuwsuur over het bombardement op Goor én de reactie daarop van Frits Zorge, die een bijzonder verhaal deelde via deze site, kwamen er veel reacties. Onder meer van Henk Eeftink die ons een eveneens bijzonder verhaal mailde van wijlen Johan Alink uit De Schietspoel (blad van de Stichting Historisch Goor red.) van enkele jaren geleden. “Bij Evert de Groot kwam ik dit artikel tegen en omdat mijn vader hierover vele malen vertelde was dit een bevestiging van zijn verhaal. In geen enkel boek of artikel over Goor ben ik dit ooit tegengekomen” aldus Eeftink. Het hele verhaal is hieronder via ‘lees meer’ te lezen.

Johan Alink

Oorlogsherinneringen van Johan Alink

Johan Alink is in 1923 geboren in Twil-haar, achter Nijverdal. ‘In the middle of nowhere’, zegt hij, ’tussen de weg en de spoorlijn.’ Zijn moeder verloor haar man al heel jong aan de wereldwijd woedende Spaanse griep. Ze hertrouwde en in 1928 verhuisde de familie Alink naar Goor. Na zijn schoolopleiding kwam de jonge Johan kort voor de oorlog aan de slag bij de
katoendrukkerij. Hij was zeventien toen de oorlog uitbrak en hij beschikt over een schat aan herinneringen. Hij zal het in dit gesprek uitsluitend hebben over wat hij persoonlijk heeft meegemaakt. Geen van-horen-zeggen-verhalen, dus.

Zijn oudste herinnering die met de oorlog te maken kán hebben (maar niet
móet hebben) stamt uit 1939. In dat jaar landde er op de kanaaldijk bij Wiene, bij de afsplitsing van de Zijtak Almelo, een Duits lesvliegtuig, voorzien van kentekenen en hakenkruis. Een noodlanding? Er deden meteen geruchten de ronde over spionage. Onze omgeving was van strategisch belang in verband met doorgaande wegen, een kanaal en de nodige bruggen. ‘Een Duitse vracht-auto kwam het toestel ophalen. Vleugels eraf, opladen, vastzetten en retour Duitsland. Ik herinner me dat een buurtbewoner de Duitsers in stijl begroette met een Heil Hitler.’

Op 10 mei 1940 woonde Alink aan de Heijinksweg. “Er kwamen al vroeg
vliegtuigen over en op straat hoorde ik dat Duitsland ons de oorlog zou heb-
ben verklaard. Bij de brug over de Regge, tegenover Scherpenzeel, arriveer-
de een kolonne keukenwagens met twee motoren op kop: een bestuurder,
een duopassagier en een man in het zijspan. Ze moesten afstappen, want
‘asperges’ maakten verder rijden onmogelijk.” Asperges noemde men de ijzeren palen, die schuin in betonblokken werden gestoken en bevestigd, teneinde de vijand tegen te houden.

Veel vertraging liepen de Duitsers niet op, want aan de kant van het wijkgebouw schoven de soldaten met enige moeite de motoren van de weg en door de beek. Gorenaar Lansink mocht of moest meerijden om de weg te wijzen. Bij de recente reconstructie van de Regge vonden de werklui delen van die betonnen poeren terug; ik kon uit eigen aanschouwing opheldering over de herkomst verschaffen.’

Op veel plaatsen in Nederland hebben de Duitsers lanceerplaatsen gebouwd voor Hitler’s zogenaamde vergeldingswapens: de V1 en de V2. De eerste zou een vliegende bom kunnen worden genoemd, die van een soort startbaan werd gelanceerd als een vliegtuig de lucht inging. De tweede was een echte raket. Hij had staartvinnen, maar geen vleugels en ging verticaal de lucht in. “In het Rijssense Schwarzwald en bij Nijverdal had je van die banen,” zegt Alink. ‘De faciliteiten in ’t Schwarzwald werden gedemonteerd om ze uit handen van de geallieerden te houden.

De boel werd per vrachtauto naar Station West in Goor gebracht en op open, platte wagens geladen. Verder dan Zutphen konden de Duitsers niet meer komen per trein, dus Goor had een probleem. De Ortscommandant besloot de zaak op te blazen, dicht bij het Tuindorp. Middelkoop,
de NSB-burgemeester, ging ’s nachts persoonlijk met de bel rond: de wagens
moesten met mankracht worden weggeduwd. Mensen uit het Tuindorp, de
Kerkstraat en de Heijinksweg (mijn toenmalige woonlocatie) duwden ze één
voor één de Meene in. Verder dan Kingma ging het niet.

’s Morgens toen het licht werd en we al duwend met de laatste wagon bij de wachtpost Bolink in de Meene waren aangekomen, waar al zes stuks stonden, verschenen Engelse jachtvliegtuigen aan de hemel. Via de landerijen van Kingma zijn we toen huiswaarts gevlucht. De trein bleef staan en de Duitsers vernielden een deel van de lading. We probeerden iets later ons voordeel te doen door van de restanten batterijen en gereedschappen te jatten. Mijn moeder schrok van een man die
met allerlei spullen onder de arm achter ons huis door de tuin liep. Hij wilde kennelijk de openbare weg liever mijden…’

Het bombardement van 24-03-1945 heeft Alink niet van zeer nabij meege-
maakt, want hij werkte op dat moment op het stadhuis op ’t Schild. Toch was de afstand tot waar de bommen vielen maar betrekkelijk. ‘Ik zat op kantoor bij ontvanger Meyhuizen. Ik kon mooi schrijven en mocht mijn kunsten o.a. botvieren op trouwaktes en ik hielp mee huwelijksplechtigheden voor te bereiden enzovoort. Toen de bommen vielen dook Meyhuizen voorover op zijn bureau, alsof hij de zich daarop bevindende papieren wilde beschermen! Ik kroop onder de tafel. Even later bleek dat twee scherven ons rakelings hadden gemist.’

Even later ging het leven weer zijn gewone gang. Nou ja, gewoon? Voor
velen bleef de oorlog een bron van angstdromen en trauma’s. Wie met zijn of haar familie ongeschonden door die vijf jaren is gekomen koestert vaak ook goede herinneringen: een spannende tijd, met een duidelijk verschil tussen goed en kwaad en een ongekende solidariteit en hulpvaardigheid…

Geschreven door Albert Brandsma