College voor de rechten van de mens verwijt gemeente nu niets in woonwagenkwestie

In de zaak rondom het realiseren van een woonwagenstandplaats voor Martha Wolters en haar gezin valt de gemeente nu niet te verwijten dat er ‘verboden onderscheid is gemaakt op grond van ras’. Dat is het oordeel van het College voor de rechten van de mens. De zaak werd daar door Wolters aanhangig gemaakt (foto) omdat er voor haar voorlopig nog geen zicht is op een standplaats op korte termijn. Het College zegt dat de gemeente nu dezelfde procedure volgt als bij de realisatie van sociale huurwoningen, waardoor er geen sprake is van ongelijkheid. Wolters heeft volgens het College wel een punt als het gaat om de periode 2014-2018. Toen heeft de gemeente Hof van Twente, volgens dit raadgevend presidium, weinig tot niets gedaan om tot concrete plannen te komen.

Het oordeel van het College voor de rechten van de mens is juridisch niet bindend maar wordt wel als maatgevend gezien. Martha Wolters woont als ‘demonstrante’ met haar man en zoon al enkele maanden in een caravan uit protest tegen de lange periode waarop ze op een woonwagenstandplaats moet wachten.

Naast het verzoek van Wolters zijn er nog acht andere aanvragen binnen gekomen voor een woonwagenstandplaats in Goor. De gemeente moet deze ‘sociale huur-woonwagens’ gaan realiseren samen met woningcoöperatie Viverion. Eerder werd al duidelijk dat het nog wel een aantal jaren kan duren voordat deze er gaan komen. Wolters, die al enige tijd op de Kevelhammerhoek bivakkeert, heeft bezworen tot die tijd in haar caravan te blijven.