Kopland…

welbeschouwd1
 
Even een oude discussie opstoken. Vorige week is dichter Rutger Kopland overleden. Hij won nagenoeg alle prijzen die er op literair gebied te winnen zijn. Kreeg eredoctoraten. En weigerde een koninklijke onderscheiding, net als de titel ‘Dichter des Vaderlands’ trouwens. Een grootheid dus. Geboren in Goor. Al jarenlang circuleren er plannen om hem in zijn geboorteplaats te eren. Al is het inmiddels ook herdenken geworden.
Het blijft iets onwerkelijks: één van de belangrijkste iconen uit de literaire wereld die ter wereld is gekomen in Goor. Eerst maar eens de feiten op een rij. Rutger Kopland werd in 1934 geboren als Rudi van den Hoofdakker. Deskundige Theo Hakkert weet met stelligheid te melden dat het gezin Van den Hoofdakker eerst aan de Deldensestraat heeft gewoond en later is verhuisd naar de Wheeme. Bij de gemeente is alleen bekend dat de familie Van den Hoofdakker heeft gewoond aan de Wheeme 4a. Later is dat omgenummerd tot Wheeme 8. Pa had een baan als gasfitter. In de gemeentelijke archieven staat daar zelfs nog bijgeschreven: ‘als ondergeschikte’. Het was een streng christelijk gezin. Later werd de woning aan de Wheeme bewoond door een dominee. In 1942 verhuisde het gezin naar Bussum. De reden is mij nog onduidelijk. Had Pa een andere baan gekregen? Speelde de oorlog een rol? Want vader Van den Hoofdakker was actief in het verzet. Rudi liet Goor dus achter als een jongetje van 6 of 7 jaar.
kopland1
Rudi van den Hoofdakker met zijn vader op de fiets

Het is dus logisch dat Kopland later niet, of amper, sprak over zijn jaren in Goor. De herinneringen waren er niet. Of te vaag. Als Kopland sprak over de oorlog en zijn kinderjaren, is niet te herleiden of het over Goor gaat of over zijn volgende woonplaats.
Het was dus een toevallige speling van het lot dat een kindeke met buitengewone gaven werd geboren in Goor. Kopland zelf werd er niet warm of koud van. Ook in Goor is er altijd met een soort vreemde apathie tegenaan gekeken. Kopland, geboren in Goor. Leuk. Punt. Totdat kunstenaar Sepp Bader enkele jaren geleden opperde om de dichter in zijn geboorteplaats terug te laten keren middels een kunstwerk. Hij wilde een gedicht van Kopland verwerken in het Schoolfeestplein. Het plan zorgde voor beroering, althans de kosten: enkele tienduizenden euro’s. Bader motiveerde zijn project met de volgende woorden: “We zien een parkeerplaats, geen plein, we zien alleen maar steen en blik. Waar is het groen, waar een schaduwrijke plek, waar een plek ter verpozing en reflectie?”
Tsja. Geef Bader eens ongelijk. Elke artiest, klein of groot, die de Reggehof aandoet, verbaast zich over zoveel leegheid in een stadscentrum. De grap over de viskar van Verdriet is inmiddels belegen. Terug naar het onderwerp van deze column. Verdient Kopland een aandenken in Goor? Wis en waarachtig. Maar een kunstwerk van 10-duizenden euro’s gaat ook mij te ver. Daarvoor was er te weinig band tussen Goor en Kopland. Het is Goor en Kopland overkomen. En ja, U mag mij een kruidenier noemen.
Ik wil U trouwens het gedicht niet onthouden dat Bader in het kunstwerk wilde verwerken:
 
Een lege plek om te blijven

Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.

Zou toch niet misstaan op een mooie plaquette in de buurt van zijn geboortehuis?
Bert Schabbink