Smeerwief…

Sinds kort loop ik op zaterdagmorgen ook met een vlag op het voetbalveld te paraderen. Het ‘beroep’ van grensrechter is niet bepaald iets wat ik ambieer, maar je moet toch wat als de jongens de wei in willen. Ik kan er dus over meepraten hoe er gereageerd wordt als ik de vlag in de lucht steek. Of juist niet. Het blijft verbazingwekkend hoe de fatsoensnormen voor sommigen de verkeerde kant opschuiven als ze de poort van het voetbalveld door zijn.

Eén van mijn eerste optredens als vlaggeneur: Uit bij Holten. Stand 0-0. De bal klutst raar ter hoogte van de middenlijn en ik geef aan dat Hector mag inwerpen. Plots klinkt het achter mij. `Hé viezerik’. Pardon. Viezerik? Ik draai me om en zie dat het één van de leiders van Holten is. Ik wacht nergens op en de vlag gaat de lucht in. Gelukkig heeft de scheids het ook gehoord. Hij geeft de leider een reprimande waaruit blijkt dat de desbetreffende coach wel vaker iets roept.

Eerlijk is eerlijk. De beste man kwam na afloop wel bij me om zijn excuses aan te bieden. Ik heb hem nog wel gevraagd of hij zijn vrouw ook voor ‘smeerwief’ uitmaakt als ze met de koffie morst. Hij kon er niet om lachen. Nu is dit een onschuldig voorval, maar het voert wel terug naar de kern waarom het deze week zo verschrikkelijk fout ging in Almere. Ga op een willekeurig veld staan en let op wat er allemaal geroepen wordt. Scheidsrechters worden ‘klootzakken’, grensrechters ‘Jan Lullen’ en tegenstanders ‘Jankers’. En dan hou ik het nog mild. Dat gebeurt bij mijn club, bij GFC, bij Twenthe. Eigenlijk op elk veld. Spreek je zo de bakker ook toe als er een fout wordt gemaakt? “Hé achterlijke klaploper, ik had wit besteld, geen bruin”. Of de tandartsassistente als ze een afspraak niet goed in de agenda zet. ‘Godverdomme dom kutwijf. Ik had gezegd donderdag over twee weken, niet volgende week donderdag”.  Waarom mag dat op een voetbalveld dan wel?

Ingegrepen wordt er niet of nauwelijks. Op elk veld, van jong tot oud zijn ze herkenbaar en vooral hoorbaar. Bestuurders, medespelers, leiders, andere toeschouwers, goedwillenden: Ze horen het, maar laten het gaan. Eén parallel is er wel te trekken. De grootste schreeuwers hebben heel vaak zelf geen bal geraakt. Ja, in een ver verleden om tien uur ’s ochtends op veld 8b. Of helemaal niet. Ook niets mis mee trouwens. Maar om dan onfatsoenlijk te gaan ‘roeptoeteren’ als er bij de wedstrijd van je zoon of dochter iets gebeurt; ik kan er niet bij. En het is een begin dat kan leiden naar erger. Daar weten we nu alles van. Wat is er mis mee om zo’n lawaaipapegaai van het veld te verwijderen? Maar ja, dan de volgende vraag. Wie moet dat doen? Want we staan erbij en kijken ernaar. Dan zeggen we thuis bij de koffie: ‘Die en die ging ook weer flink tekeer. Waar moet onze jongen volgende week trouwens tegen´.
Bert Schabbink