Met de OAD naar Oost’nwiek

welbeschouwd1

Tijdens mijn lagere schooltijd op de Albatros zat Julius ter Haar een paar jaartjes onder mij. Voor Julius wachtte een, min of meer, voorbestemde loopbaan. Ooit zou hij de hoogste baas van de OAD worden, zoals zijn vader dat ook was. Mij werd vooral duidelijk gemaakt wat ik niet moest doen. ‘Aj bakker wordt, of begint te rook’n, dan brek ik oe alle butte’, liet mijn vader niets aan duidelijkheid over. Het lot besliste dat Julius deze dagen de kopzorgen van een enorm faillissement met zich meedraagt, ik moest biljarten bij Dieka van de Kruusweg.

Dieka van de Kruusweg. Net als OAD een stevige poer onder het fundament van onze regio. De strijd op het rode laken (ongelogen waar!) speelt zich al jaren af in een klein discozaaltje. Aan de wand een schilderij met een voluptueuze naakte vrouw, op de rug gezien. Het ontlokte mij de opmerking dat ik al jarenlang ‘teeg’n dat dikke gat an kiek’. De hapjes, blokjes kaas en diverse soorten plakken worst, worden geserveerd uit een plastic bakje. Netjes vantevoren gesneden. Het flesje bokbier is van 2012. Maar nog goed tot 2014, bezweert eigenaar Jan. Het smaakt prima.

Op z’n boerenfluitjes lijkt hier uitgevonden. Het biljarten is bepaald niet de hoofdzaak bij Dieka. Toch is Jan vriendelijk en gastvrij. De man die elk weekeinde een enorme horde uitgaanspubliek in toom houdt, heeft een grappig accent. Waar een normale sterveling naar Oostenrijk gaat, spreekt hij van Oost’nwiek.

Julius rondde na de Albatros het VWO af. Toen volgde een private studie in Londen en de eerste stappen binnen de OAD. Vanaf 2009 is/was Julius ter Haar topman van OAD. Een navigatiesysteem had Ter Haar jr niet beter op de plek kunnen brengen. Mijn studieloopbaan was te vergelijken met een ritje door het Goorse centrum van nu. Maar ook ik haalde uiteindelijk het VWO. En werd geen bakker. En rook ook niet. Contact hadden en hebben Julius en ik eigenlijk nooit gehad. Op wat beleefdheidsgesprekjes tijdens Schoolfeest na dan.

Natuurlijk was de ondergang van de OAD ook onderwerp van gesprek aan de geïmproviseerde stamtafel tijdens onze biljartwedstrijd. Jan vroeg ik of Julius kende. En waar hij na de lagere school was gebleven. Ik mompelde iets over ‘internationale school’. Jan keek bedenkelijk. ‘Ging hij wal oet? Ik heb hem hier nooit e zeene’.  Ik haal het beeld van een, tegen de tranen vechtende, OAD-directeur weer voor me. Misschien dat het anders was gelopen als Julius zich wel regelmatig had gelaafd aan de geneugten van Dieka. We zullen het nooit weten.

Bert Schabbink