Over zigeuners en vetpercentages….

 

Locatie: de Jumbo-supermarkt. De mijnheer vroeg het vriendelijk: “Bent U tegen dierenleed?” Ik was iets minder vriendelijk. “Nee. Alles wat aangelijnd en opgesloten zit, op twee of vier poten staat, blaft, miauwt, piept of veren heeft en in een kom zwemt, moet vakkundig en ritueel worden geslacht”. De mijnheer keek me stomverbaasd aan en liet me de rest van de week met rust. “Doel bereikt”, dacht ik bij mezelf, elke keer als ik er ongestoord langs kon lopen.

Vooropgesteld: wij hebben zelf een hondje en natuurlijk meen ik niets van wat ik die mijnheer toefluisterde. (Ik ben al niet zo populair bij de hondenbezitters in Goor, dat terzijde) Het was alleen mijn manier om te zeggen: waarom word ik steeds vaker lastig gevallen met dit soort dingen als ik boodschappen doe?
Het begint al met die verlopen muzikanten. Waar ze vandaan komen, zeg het maar. Type Oostblok-zigeuner. Roma’s in het kwadraat. Riedelt onverstoorbaar en urenlang op een harmonica. Ik heb nog nooit iemand geld zien geven. Toch blijven ze maar komen en erger nog: spelen. Met de allerzieligste blik in de ogen kijken ze het geld uit je portomonnee. Gezellige binnenkomer!
Of die Telegraaf-verkopers. Net zo ranzig als de krant die ze aanprijzen. Enquetes over van-alles-en-nog-wat. “Heeft U een minuutje mijnheer?”.
Helemaal fraai werd het toen mijn vetpercentage werd gevraagd bij het binnengaan van de supermarkt. “Toch een belangrijke indicatie van uw gezondheid mijnheer”. Ik zuchtte eens diep. “Ik heb liever dat U me vertelt waar de frikadellen en de kroketten liggen, dan dat U mijn vetpercentage meet. Goedemorgen”.
Waar zijn de tijden gebleven dat er één week per jaar een paar grijze dames ansichtkaarten verkochten in de Spar. Ik geloof ten bate van Unicef. Stilzwijgend zaten ze achter een kraampje. Vaak breiend. Niemand tot last. Hemels.

Bert Schabbink