Knap tam

Het kon niet op. De dagen rond de Kerst, de jaarwisseling, nieuwjaarsrecepties, verjaardagen en gezellige biljartavondjes. Het ene biertje was nog niet op of de volgende schaal met hapjes kwam (weer) voorbij. Een roes die natuurlijk niet eeuwigdurend kon zijn, maar de landing ging voor mijn gevoel wel heel hard.

De eerste confrontatie met de realiteit vond vorige week zaterdagavond plaats. Voor een miljoenenpubliek vertelde Peter Jebbink op televisie hoe hij omging met zijn levensbedreigende ziekte. Een indrukwekkende uitzending. Ik zag behalve Peter ook mezelf terug in die stoel tussen die grote schermen. Een gevoel dat, denk ik, heel veel kijkers gehad zullen hebben. Hoe zou jezelf omgaan met de wetenschap dat je te vroeg afscheid moet nemen van alles wat je lief is?
Nog niet bekomen van dat relaas, rammelde maandagmorgen de telefoon op mijn bureau te Hilversum. “Weet je wie er overleden is?”, vroeg de stem aan de andere kant van de lijn. Het antwoord kwam zonder te vragen: “Henry”. Henry is Henry van Buul. Toen de huizen in onze straat werden gebouwd, kwamen we er nagenoeg tegelijk te wonen. Prima kerel. Beroepsmilitair. Brabander van geboorte. Altijd vriendelijk en altijd bereid om te helpen. Aangezien ik aan twee handen tien linkervingers heb, kwam dat nogal eens van pas. Hij verhuisde later naar een andere stek in Goor. Die maandag was Henry naar zijn werk gereden en daar aangekomen overleed hij aan een acute hartstilstand. 41 jaar, getrouwd en vader van twee kinderen.
En zo kwamen we dus zaterdag in Usselo terecht. Zagen we een kist langzaam voorbijschuiven tussen een haag van strak geklede militairen die een eresaluut brachten. Om het maar eens op z’n Twents te zeggen: doar woj knap tam van. Ik dacht terug aan de uitspraak waarmee het TV-programma rond Peter Jebbink werd beëindigd: zorg dat je er bent, zolang je er bent.

Bert Schabbink