Ik was gewaarschuwd voor een bittere strijd. Dat werd het. Opdracht: rijbewijs verlengen. Tegenstander: De mevrouw achter de balie van het gemeentehuis.
“Héé”, denk ik. “Dat komt mooi uit”. In een laatje vind ik een mapje met keurige pasfoto’s. Prima van kleur, mooie afmeting. Scheelt weer een paar euro als ik nieuwe moet laten maken. Vol goede moed laat ik ze mijn vrouw zien. “Ga voor de zekerheid even bij de Bruna langs, want ze zijn er pietluttig aan”, tempert zij de euforie.
Aan de Bruna-kassa worden de pasfoto’s aan een kritische blik onderworpen. De afmeting is dik in orde. “Maar U heeft de mond iets open, daar kunnen ze over vallen. Probeer het maar eens, ik denk dat het wel goed gaat”.
De straat over naar het gemeentehuis. “Tsja. Uw mond is een klein beetje open. En U lijkt wat jonger”. Foto’s van volgende week kan ik moeilijk laten zien. De afbeelding gaat onder de scan. Het apparaatje is onverbiddelijk. Maar het is niet de open mond die roet in het eten gooit. “ Uw hoofd staat er te groot op”. 1-0 voor de baliemedewerkster. Weemoedig aanvaard ik mijn lot en steek de straat weer over naar Bruna.
“Flash!”. Nieuwe pasfoto. Weer een kritische blik van de Bruna-medewerkster. “Als je heel goed kijkt, zie je een vlek op je hoofd”. Een te groot hoofd met vlekken? Zal ik maar direct doorgaan naar Tijhuis? “Komt waarschijnlijk van het licht. Het gemeentehuis is gelukkig dichtbij. U hoeft de foto’s niet te betalen. Probeer maar weer”.
De baliemevrouw van de gemeente kopt deze kans voor open doel ongenadig hard in. “Die vlek, waar komt die vandaan?”. 2-0 achter. Weer terug naar Bruna.
Nu worden alle truken tevoorschijn gehaald. Ik word zelfs gepoederd. “Flash!”. Kan nog iets mooier. “Flash!”. Nee, iets naar voren. “Flash!”. Ogen open houden! “Flash!” Weer de straat over.
Hoor ik iets van teleurstelling in de stem van mijn tegenstander achter die kolossale balie, of verbeeld ik me dat? “ Ja, deze zijn goed”. Ik kom iets dichterbij, 2-1.
Dan moet ik een formulier ondertekenen. Dat wordt mijn ondergang. “U moet wel binnen het vakje tekenen, dit is er net iets buiten. Even opnieuw”. 3-1 en einde wedstrijd. Gemeentehuis uit, altijd lastig.
Aan de Bruna-kassa worden de pasfoto’s aan een kritische blik onderworpen. De afmeting is dik in orde. “Maar U heeft de mond iets open, daar kunnen ze over vallen. Probeer het maar eens, ik denk dat het wel goed gaat”.
De straat over naar het gemeentehuis. “Tsja. Uw mond is een klein beetje open. En U lijkt wat jonger”. Foto’s van volgende week kan ik moeilijk laten zien. De afbeelding gaat onder de scan. Het apparaatje is onverbiddelijk. Maar het is niet de open mond die roet in het eten gooit. “ Uw hoofd staat er te groot op”. 1-0 voor de baliemedewerkster. Weemoedig aanvaard ik mijn lot en steek de straat weer over naar Bruna.
“Flash!”. Nieuwe pasfoto. Weer een kritische blik van de Bruna-medewerkster. “Als je heel goed kijkt, zie je een vlek op je hoofd”. Een te groot hoofd met vlekken? Zal ik maar direct doorgaan naar Tijhuis? “Komt waarschijnlijk van het licht. Het gemeentehuis is gelukkig dichtbij. U hoeft de foto’s niet te betalen. Probeer maar weer”.
De baliemevrouw van de gemeente kopt deze kans voor open doel ongenadig hard in. “Die vlek, waar komt die vandaan?”. 2-0 achter. Weer terug naar Bruna.
Nu worden alle truken tevoorschijn gehaald. Ik word zelfs gepoederd. “Flash!”. Kan nog iets mooier. “Flash!”. Nee, iets naar voren. “Flash!”. Ogen open houden! “Flash!” Weer de straat over.
Hoor ik iets van teleurstelling in de stem van mijn tegenstander achter die kolossale balie, of verbeeld ik me dat? “ Ja, deze zijn goed”. Ik kom iets dichterbij, 2-1.
Dan moet ik een formulier ondertekenen. Dat wordt mijn ondergang. “U moet wel binnen het vakje tekenen, dit is er net iets buiten. Even opnieuw”. 3-1 en einde wedstrijd. Gemeentehuis uit, altijd lastig.
Bert Schabbink