De tandenbeitelaar

welbeschouwd1

Ik krijg de laatste weken meer verdoving binnen dan bier. Met dank aan de tandarts. Die heeft me namelijk doorverwezen naar de parodontoloog. Da’s een duur woord voor tandenbeitelaar.

Een (inmiddels) vage kennis had me verzekerd dat de parodontoloog pijnloos te werk zou gaan. “Een beetje tandplak weghalen, stelt allemaal niet veel voor. Verdoving? Ben je gek! Helemaal niet nodig”.
Dus met een gerust gemoed meld ik me die middag te Enschede. Een meisje in smetteloos wit laat me in de stoel achterover zakken. En na een nano-seconde contact met zo’n venijnig instrument knalt de pijn via m’n gebit door het hoofd. KOEKKOEK!
Het wichtje-in-wit ziet mijn gezicht veranderen in een verbeten grimas. “Wilt U soms verdoving mijnheer?”. Ik knik en denk: “als het even kan met een grote hamer”. Wat volgt is een uur van gebeuk, geknars en geschaaf aan m’n tanden. Achtergrondmuziek klinkt: Queen met I Want To Break Free. “Heeft U soms nog meer toepasselijke muziek”, vraag ik tussen het beitelen door. Ze kan (of wil) er de humor niet van inzien. Nog diezelfde week moet ik een verstandskies laten extraheren, ter bevordering van de behandeling. Weer een paar uur de bek stijf van de anesthesie. Gevolgd door behandeling 2 van 4 bij de parodontodinges. Opnieuw een middag moeilijk koffiedrinken.
Het gebeuk aan en in mijn gebit heeft me trouwens wel duidelijk gemaakt waarom de premie voor de ziektekostenverzekering zo hard stijgt. Nog geen tien jaar geleden zou de diagnose hebben geluid: “we kijken het nog een paar jaar aan en dan is het tijd voor een kunstgebit”. Dan was het klaar geweest. Kukident op het nachtkastje, gebit in een glas water en lekker slapen. Vaarwel tandarts, vaarwel parodontoloog, vaarwel mondhygiënist.
Nu houden we elkaar nog lekker een paar jaar aan het werk. Omdat ik zo nodig in een appel wil kunnen bijten.

Bert Schabbink