Andere aanpak huishoudelijke ondersteuning vanaf 2018

Inwoners die huishoudelijke hulp krijgen via de gemeente via het WMO krijgen in de loop van 2017 bezoek van een medewerker van de gemeente. Samen wordt bekeken welke ondersteuning bij het huishouden nodig is en wat zelf gedaan kan worden. Met dit nieuwe beleid sluit Hof van Twente aan op uitspraken van de hoogste rechter. Het college heeft het beleid voorlopig vastgesteld en legt het nog ter toetsing voor aan de gemeenteraad.

Huishoudelijke ondersteuning is bedoeld voor mensen die niet in staat zijn (helemaal) zelf het huis op orde te houden, bijvoorbeeld doordat ze ziek of slecht ter been zijn. In de huidige werkwijze kent de gemeente alleen het recht op ondersteuning toe. Vervolgens bepaalt de de aanbieder samen met de inwoner hoe de ondersteuning in de praktijk wordt ingevuld. In de nieuwe werkwijze stelt een medewerker van de gemeente samen met de inwoner vast welke activiteiten overgenomen moeten worden. Dit kan ook gaan om activiteiten op het gebied van wasverzorging.

Uitspraak
Aanleiding voor de nu voorgestelde andere aanpak is onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in mei 2016, die kort samengevat inhoudt dat een leefbare woning als resultaat wel kan, maar dat de gemeente duidelijk moet maken waar dat uit bestaat en hoe dat bereikt wordt. Dat moet onafhankelijk zijn vastgesteld. Bovendien moet de gemeente voor iedere aanvrager individueel een besluit nemen over de huishoudelijke ondersteuning, gebaseerd op het keukentafelgesprek.

Basispakket
Een basispakket gaat over de basis huishoudelijke werkzaamheden zoals stof afnemen, stofzuigen, dweilen en het sanitair poetsen. Er wordt gekeken naar welke werkzaamheden iemand zelf nog kan uitvoeren en waarin ondersteuning nodig is. Ook de mate van vrijwillige en reëel beschikbare hulp uit de eigen kring wordt daarin meegewogen.

Bovenop het basispakket kunnen mensen in aanmerking komen voor extra hulp: (1) hulp bij de regie over het voeren van het huishouden, (2) extra schoonmaak in geval van ziektes die een directe relatie hebben met de hygiënische omstandigheden, (3) hulp bij het doen van de was en/of bij strijken, (4) hulp bij het verzorgen van de maaltijden en (5) ondersteuning bij de praktische zorg voor jonge kinderen.