
Voor diegenen in een ei: Sinterklaas is in het land. Op de TV zagen we feestelijke beelden. Blije kindergezichtjes. Gezang uit volle borst. De kranten stonden vol met vrolijke en kleurige intochten. In Goor was het niet anders. Maar nadat de Goedheiligman met zijn Pieten in de haven van boord stapte en op zijn schimmel klom, veranderde de wereld.
Niet de burgemeester ontving de kindervriend, de locoburgemeester was door de gemeente Hof van Twente afgevaardigd. Detail. Niet erg. Maar als je kunt kiezen tussen zilver of Goudt. Afijn.
De zon scheen. Massale opkomst van ouders en kinderen in de haven. De intocht verliep traditioneel met het nodige spektakel. Traditie, zoals dat hoorde bij een dergelijk evenement. Achter Apollo aan naar de plaatselijke schouwburg. Tenminste zo was het altijd. Niet dit jaar. Het theater bleek ingewisseld voor een zaal achter de dorpskroeg. De Sint en zijn gevolg vonden het niet erg. Het is crisis en het moet goedkoper, dat snapte de Sint ook. En belangrijker: de kinderen beleefden een prima middag.
De Sint krabde zich eens achter de oren en vroeg zich af waarom alles ineens anders moest. Kon toch niet alleen te maken hebben met geld. Maar á la, de kinderen glunderden, wat wilde de Sint nog meer?
Toen zag de Sint zijn onderkomen in Goor. Eerst dacht hij nog: ‘hé gezellig, een partytent voor mijn huis’. Nu weet de Sint dat Goor een speciale band heeft met Tenten. Hij hoopte stiekem dat er geen plastic glazen bij het thuistapje waren geleverd. Maar de kermis was koud in plaats van in juni. Geen tap in de tent. Hij moest er ook nog eens overnachten en ouders met kinderen ontvangen. Nu is de Sint een beleefde man, maar je zag ‘m denken “Wat moet ik in godsnaam in dit ‘Wappie-Wappie-ding’. De Sint accepteerde zijn lot gelaten. Terwijl de wind door het zeil klapperde, overzag hij het centrum. Overal zag hij zijn afbeelding tussen volle etalages. Er klonk muziek tijdens de speciale koopavond, die dankzij hem werd gehouden. Vol begeerte keken de winkeliers de klanten hun zaak in. De Sint wreef eens door zijn bijna bevroren baard en hoopte op gezelschap van één van zijn knechten. Die waren in geen velden of wegen te bekennen. Alsof ze wilden zeggen: allemaal leuk en aardig in Goor, maar daar moeten we dit jaar niet zijn.
Bert Schabbink
90