Sinds een paar maanden beschikt de familie Schabbink over een Ipod. Ja, ik weet het: die aanschaf had een paar jaar eerder gekund. Moeders gebruikt het apparaat om het hardlopen te veraangenamen, Papa heeft de aansluiting op de autoradio gevonden. Het duurde natuurlijk niet lang voordat ook de kinderen het muziekdoosje in handen kregen.
En zo kon het gebeuren dat tijdens een autoritje de vraag kwam of er muziek van de jongens gedraaid mocht worden. Nog voordat de vraag beantwoord was, flitsten de vingertjes al over de radio en werd de Ipod ingeschakeld. Want dat kunnen ze tegenwoordig die kinderen: omgaan met elektronisch en/of digitaal speelgoed. Tot ons richtte zich de heer Cee Lo Green. Zanger uit Amerika. Een leuk vlot nummertje. Figuurlijk en zeker letterlijk: een nummertje. Want de tekst liet niets te raden over. Drie minuten lang schalde het door de luidsprekers: Fuck You. Fuck You here, Fuck You there, Fuck You everywhere.
Het moge duidelijk zijn: ik ben geen vaste luisteraar van de jongerenzenders. Het nummer schijnt vorig jaar zelfs weken achteréén bovenaan de hitlijsten te hebben gestaan. Zal een mooie koorzang geweest zijn in de discotheken.
Maar wat nu als kinderen van nog geen tien dit nummer opduikelen via de computer en vrolijk meezingen? Van huis uit ben ik rooms, maar zeker niet roomser dan de paus. Moet dit kunnen? En als je er wat aan wilt doen, hoe dan? Voor elk televisieprogramma word je gewaarschuwd. Bevat geweld, bevat sex, bevat schuttingtaal, etcetera. Op de computer proberen we te voorkomen dat ze spelletjes spelen waarbij ledematen, lichaam en hoofd van elkaar worden gescheiden middels allerhande wapentuig. Is ook al een hele tour.
Dit nummer klinkt nog steeds regelmatig op de radio, nu al bijna een jaar. Zonder waarschuwing, ongecensureerd. Zo ineens is het er: Fuck You. Dankjewel, graag gedaan.
Ik heb verder maar geen actie ondernomen. Het zij zo. Oostindisch doof rijden we verder. Ik moet er maar mee leren leven dat vanaf de achterbank regelmatig een tweestemmig Fuck You is te horen.
Bert Schabbink